Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7744

Datum uitspraak2007-10-30
Datum gepubliceerd2007-11-16
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 07/1728
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bezwaar derde-belanghebbende tegen niet gepubliceerde bouwvergunning: niet ontvankelijk wegens termijnoverschrijding; 6:11 Awb: redelijkerwijs kan niet worden geoordeeld dat eiser in verzuim is geweest.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende bouwvergunning ter legalisering van een dakkapel van zijn buurman buiten de termijn van artikel 6:7 Awb. Redelijkerwijs kan niet worden geoordeeld dat eiser in verzuim is geweest (6:11 Awb). Eiser was niet op de hoogte van de verleende bouwvergunning (niet gepubliceerd); eiser behoefde (anders dan verweerder stelt) niet regelmatig bij verweerder te infomeren of en wanneer zou worden beslist op de wel gepubliceerde bouwaanvraag en eiser mocht, gelet op de brief van verweerder van 15 november 2004, erop vertrouwen dat legalisering van de dakkapel niet langer mogelijk was. Beroep gegrond; verweerder dient (alsnog) inhoudelijk op het bezwaar te beslissen.


Uitspraak

Rechtbank Amsterdam Sector Bestuursrecht Algemeen enkelvoudige kamer Uitspraak in het geding met reg.nr. AWB 07/1728 WW44 van: [Eiser], wonende te Amsterdam, eiser, tegen: het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam - Centrum van de gemeente Amsterdam, verweerder, vertegenwoordigd door mr. H. van Mierlo. 1. PROCESVERLOOP De rechtbank heeft op 16 juni 2005 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 13 mei 2005 (hierna: het bestreden besluit). Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2006, waarbij namens verweerder niemand ter zitting verschenen. De rechtbank heeft bij uitspraak van 20 juli 2006 het beroep gegrond verklaard. Eiser heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: AbRvS). De AbRvS heeft op 3 april 2007 het hoger beroep gegrond verklaard en voornoemde uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen. Op 25 september 2007 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden, waarna het onderzoek is gesloten. 2. OVERWEGINGEN Bij brief van 26 juli 2004 heeft eiser verweerder verzocht handhavend op te treden tegen de een door de buurman van eiser zonder bouwvergunning gebouwde dakkapel op het pand [adres] te Amsterdam. Bij brief van 3 september 2004 heeft eiser verweerder nogmaals verzocht over te gaan tot handhaving. Bij brief van 13 september 2004 heeft verweerder de eigenaar van het pand aan [adres] (hierna: de vergunninghouder) geschreven dat de werkzaamheden in strijd met artikel 40, eerste lid, van de Woningwet zijn uitgevoerd en dat de mogelijkheid van legalisatie zal worden onderzocht indien binnen vier weken een ontvankelijke aanvraag om een bouwvergunning wordt ingediend. Verweerder heeft eiser afschrift van deze brief gezonden. Op 16 september 2004 is een bouwaanvraag ingediend. Op 4 oktober 2004 heeft eiser een zienswijze ingediend tegen deze aanvraag. Bij besluit van 15 november 2004 heeft verweerder besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen omdat de aanvraag niet voldoet aan de vereisten. Bij brief van 18 november 2004 heeft eiser aan verweerder medegedeeld er vanuit te gaan dat de mogelijkheid tot legalisatie is komen te vervallen en heeft eiser nogmaals verzocht om tot handhaving over te gaan. Op 2 december 2004 heeft de vergunninghouder opnieuw een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor de dakkapel. De aanvraag heeft ter inzage gelegen van 9 december 2004 tot en met 22 december 2004. Bij besluit van 10 januari 2005 heeft verweerder de gevraagde vergunning verleend. Bij brief van 22 februari 2005 heeft eiser aangegeven dat hij geen reactie had ontvangen op zijn verzoek om handhaving van 18 november 2004 en heeft eiser verweerder opnieuw verzocht tot handhaving over te gaan. In een met de hand geadresseerde envelop voorzien van voorgedrukt stempel heeft verweerder eiser, zonder begeleidend schrijven, een afschrift van het besluit van 10 januari 2005 toegezonden. Eiser heeft deze envelop op 25 februari 2005 ontvangen. Eiser heeft op 26 februari 2005 bezwaar aangetekend tegen dit besluit. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eiser niet ontvankelijk verklaard in het bezwaar omdat dit niet tijdig is ingesteld. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat aangezien de aanvraag op de juiste wijze in het Amsterdams Stadsblad is bekendgemaakt, eiser op de hoogte had kunnen zijn van het besluit. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan met toepassing van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet-ontvankelijkverklaring achterwege kan blijven is niet gebleken. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge de artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb moet een bezwaarschrift worden ingediend binnen zes weken, na de dag waarop het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De rechtbank stelt vast dat het besluit tot verlening van de bouwvergunning van 6 dan wel 10 januari 2005 alleen aan de aanvrager is toegezonden en niet is gepubliceerd. Verweerder heeft evenmin binnen de bezwaartermijn van zes weken afschrift van dat besluit toegezonden aan eiser. Eiser was mitsdien niet op de hoogte van de verlening van de bouwvergunning en behoefde dat niet te zijn. Nu eiser eerst door toezending van dat besluit op 25 januari 2005 op de hoogte was geraakt van het besluit tot vergunningverlening en vervolgens terstond bezwaar heeft gemaakt, had verweerder naar het oordeel van de rechtbank de termijnoverschrijding verschoonbaar dienen te verklaren en inhoudelijk op het bezwaarschrift dienen te beslissen. Reeds hierom is het beroep gegrond. De rechtbank volgt verweerder niet in diens standpunt in het bestreden besluit dat, nu de aanvraag is gepubliceerd in het Amsterdams Stadsblad, eiser op de hoogte had kunnen zijn van het besluit omdat hij had kunnen informeren wanneer het besluit was genomen. De beslistermijn voor het nemen van een besluit op een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning bedraagt ingevolge artikel 46, eerste lid, van de Woningwet 12 weken. Deze termijn kan ingevolge artikel 46, tweede lid, van de Woningwet worden verlengd met ten hoogste zes weken. Van belanghebbenden kan naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet worden gevergd dat zij regelmatig telefonisch bij verweerder informeren wanneer niet gepubliceerde besluiten zijn genomen, reeds omdat niet duidelijk is wanneer die informatie moet worden ingewonnen. In dit geval heeft verweerder immers al binnen 5 weken op de aanvraag om bouwvergunning beslist, doch dit had ook eerst na 12 of 18 weken kunnen zijn. In de pleitnota ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser tegen de aanvraag een zienswijze had moeten indienen, omdat hij alsdan kopie van het besluit tot vergunningverlening toegezonden had gekregen. De rechtbank stelt evenwel vast dat het indienen van een zienswijze tegen een overeenkomstig artikel 41 van de Woningwet gepubliceerde aanvraag geen wettelijke grondslag heeft. Het niet indienen van een zienswijze kan eiser mitsdien niet worden tegengeworpen. De rechtbank is voorts van oordeel dat eiser er op mocht vertrouwen dat het legaliseringstraject, na het besluit van verweerder van 15 november 2004, voorbij was. Eiser heeft redelijkerwijze uit de brief van verweerder aan de vergunninghouder van 13 september 2004 mogen afleiden dat legalisering van de dakkapel niet langer mogelijk was als niet binnen vier weken een ontvankelijke aanvraag om bouwvergunning zou worden ingediend. Dat eiser ook daadwerkelijk in die veronderstelling verkeerde blijkt uit de brief van eiser aan verweerder van 18 november 2004. De rechtbank acht het onzorgvuldig dat verweerder die brief niet heeft beantwoord (en die veronderstelling heeft weerlegd) en kort daarop wel bouwvergunning heeft verleend zonder eiser daarvan op de hoogte te stellen. Het voorgaande leidt ertoe dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiser in verzuim is geweest. Mitsdien heeft verweerder eisers bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard en zal inhoudelijk op het door eiser ingediende bezwaar dienen te beslissen. Het beroep zal gegrond worden verklaard. De rechtbank ziet aanleiding om te bepalen dat de gemeente Amsterdam (het stadsdeel Amsterdam Centrum) het door eiser betaalde griffierecht aan hem vergoedt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslist wordt als volgt. 3. BESLISSING De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - bepaalt dat verweerder opnieuw op het bezwaarschrift van eiser beslist met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; - bepaalt dat de gemeente Amsterdam (het stadsdeel Amsterdam Centrum) aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 138,- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan op 30 oktober 2007 door mr. Y.A.A.G. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier, en bekend gemaakt aan partijen op de hieronder vermelde datum. De griffier, De rechter, Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ’s-Gravenhage. Afschrift verzonden op: DOC: B